Nederland scoort zeer goed als het om persvrijheid, aldus de laatste World Press Freedom Index - ons land staat in de ranking zelfs op nummer 2. Maar persvrijheid is wel iets waar altijd over gewaakt moet worden. De Persvrijheidsmonitor 2012 (pdf) is een verslag van een juridisch onderzoek naar gebeurtenissen in 2012 die de persvrijheid raakten en werd op 3 mei, de Dag van de Persvrijheid, door Tjeerd Schiphof van de Universiteit van Amsterdam toegelicht.
Een nieuwe ontwikkeling in 2012 was een beslissing van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 7 februari in een zaak tussen Caroline Von Hannover, dochter van prins Reinier van Monaco tegen Duitsland. Al in 2004 was er een uitspraak van het EHRM waardoor men nu spreekt van ‘Caroline I’ en ‘Caroline II’. In Caroline I trok Caroline aan het langste eind: gepubliceerde foto’s vormden een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Met de uitspraak Caroline II laat het Hof de teugels weer wat vieren, ten nadele van Caroline en ten gunste van de persvrijheid in het algemeen. Caroline moet een grotere inbreuk op haar privéleven gedogen en deze keer krijgt ze ongelijk.
De in Nederland geldende Mediacode – recent in het nieuws vanwege de gepubliceerde foto’s van prinses Amalia in Nieuwe Revu – is een door de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) opgestelde tekst die dateert van vrij kort na Caroline I, en pretendeert de strekking daarvan te volgen. Caroline II zet dit allemaal op losse schroeven. We zouden de Mediacode als weinig relevant terzijde kunnen schuiven: de rechtbank Amsterdam heeft het belang ervan al flink gerelativeerd. Feit blijft dat journalisten en media uitgesloten kunnen worden van een fotosessie als de RVD meent dat er ‘regels’ overtreden zijn. Dat is een sanctie van overheidswege en een beperking van de vrijheid van nieuwsgaring, die onvoldoende met procedures en waarborgen omgeven is. Niet alleen de tekst en de motivering zouden dus herzien moeten worden, maar er zou ook rechterlijk toezicht moeten zijn op uitsluiting, aldus de Persvrijheidsmonitor.
De Telegraaf-kwestie
De meest in het oog springende gebeurtenis in 2012 is wellicht de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 22 november over De Telegraaf-kwestie. Het gaat eigenlijk om twee gevoegde zaken: de inbeslagneming door het OM van documenten die door vingerafdrukken mogelijk de bron ervan zouden kunnen prijsgeven, en het afluisteren van Telegraaf-journalisten door de AIVD. De laatste kwestie is niet alleen interessant omdat de klagende partijen gelijk kregen, maar ook omdat de Nederlandse regering zich voor de toekomst gedwongen ziet om de zaken anders te regelen. Minister van Binnenlandse Zaken Plasterk trok in een brief van 7 december 2012 het boetekleed aan: ‘voorts erkennen en onderkennen wij dat het optreden, achteraf gezien, anders had gemoeten, en dat dat consequenties moet hebben voor de toekomst’. Ook heeft de uitspraak gevolgen voor de voorgenomen wettelijke regeling van het recht op bronbescherming voor journalisten. Het schiet niet erg op met dit wetsvoorstel: het is al in 2009 aan de Raad van State voor advies voorgelegd, aangevuld na de uitspraak van het Europese Hof in de zaak Sanoma (‘AutoWeek’, 2010), en nu is er naar aanleiding van De Telegraaf-zaak weer een aanvullend advies gevraagd.
Bultrug
Het is goed om te weten dat als de overheid betrokken is, bijvoorbeeld in de gedaante van de politie, het belemmerend optreden vaak zal moeten voldoen aan artikel 10 lid 2 EVRM. Is die belemmering namelijk wel noodzakelijk is in een democratische samenleving? Voorbeelden van incidenten staan in de databank van de Persvrijheidsmonitor. Zo verhinderde de politie bij ontruimingen in Ter Apel en Den Haag (Koekamp) in 2012 dat de eigenlijke actie gefilmd en gefotografeerd werd. En dan was er de Texelse burgemeester die probeerde te bepalen welke beelden van de gestrande bultrug hun weg naar de media zouden mogen vinden. Om voor de hand liggende redenen leiden dit soort gevallen meestal niet tot een rechtszaak, maar het juridische instrumentarium ligt wel klaar.